Bijstandsgerechtigden aan het werk

Timo Verlaat 11-12-2023

6 gemeenten hebben in veldexperimenten onderzocht of een andere aanpak in de bijstand meer mensen aan het werk kan krijgen. Het ging om ontheffing van de sollicitatieplicht, intensievere begeleiding of ruimere bijverdienmogelijkheden. Soms vergroot 'n andere aanpak de uitstroom naar werk.

Onderwerp

Arbeidsmarkt
Sociale zekerheid

Betrokken overheidsorganisatie(s)

Gemeente
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Planbureau
Overig

Gebruikte gedragstechnieken

Persoonlijk maken
Schaarste
Vereenvoudigen
Wederkerigheid
Overig

A-selecte toewijzing aan condities?

Ja

Kanaal interventieconditie(s)

In persoon (bv telefonisch of fysiek gesprek)

Aanleiding: Participatiewet doeltreffender maken

Met de invoering van de Participatiewet in 2015 wilden enkele gemeenten nieuwe manieren testen om bijstandsgerechtigden te begeleiden naar betaald werk of naar andere manieren om te participeren. Het experimenteerartikel in de nieuwe wet maakte experimenten met de bijstand mogelijk. Uiteindelijk hebben 6 gemeenten in samenwerking met lokale kennisinstellingen een eigen bijstandsexperiment uitgevoerd: Deventer, Groningen, Nijmegen, Utrecht, Tilburg en Wageningen. ZonMw heeft de experimenten begeleid en het CPB heeft een overkoepelende evaluatie uitgevoerd.

Interventie: ontheffing, begeleiding en ruimere bijverdienmogelijkheden

Drie verschillende interventies zijn, soms gecombineerd, getest:

  • een ontheffing van de arbeids- en re-integratieverplichtingen: deze interventie zette in op zelfsturing en intrinsieke motivatie. Bijstandsgerechtigden in deze groep waren gedurende het experiment niet langer verplicht om te solliciteren, passend werk te accepteren en re-integratieactiviteiten te volgen.
  • een intensievere, gepersonaliseerde begeleiding: bijstandsgerechtigden kregen meer aandacht van klantmanagers, met meer contactmomenten vergeleken met de reguliere begeleiding. Bovendien werd de dienstverlening aangepast aan de wensen en behoeften van de cliënt. Soms werden er nieuwe re-integratie-instrumenten ingezet.
  • ruimere bijverdienmogelijkheden naast de uitkering: een puur financiële prikkel. Maximaal 50% van de inkomsten uit arbeid waren vrij (in plaats van 25%), met een maximum van 200 euro per maand.

Methode: RCT

Deelnemers zijn per gemeente aselect toegewezen aan een controlegroep of een van de interventiegroepen. Deelname was vrijwillig. Tussen de 300 en 900 bijstandsgerechtigden deden mee, afhankelijk van de gemeente. De looptijd was tussen 17 en 27 maanden. Met behulp van CBS-data werd de arbeidsdeelname van alle deelnemers en niet-deelnemers gevolgd in die periode. Aanvullend zijn effecten op Wmo-gebruik, gezondheid en problematische schulden onderzocht – de zogeheten brede baten.

Resultaat: begeleiding en meer bijverdienmogelijkheden leiden soms tot meer werk; geen effect van een ontheffing

In de gemeente Utrecht leidden een intensievere begeleiding en de mogelijkheid om meer bij te verdienen tijdens de experimenten tot meer uitstroom naar werk (minstens 12 uur werk per week). In de overige gemeenten waren er geen duidelijke effecten. In geen van de gemeenten was er een effect vast te stellen van een ontheffing van de verplichtingen op uitstroom naar werk, ook geen negatief effect. De interventies hadden in Utrecht bovendien een effect op Wmo-gebruik. De ontheffingsgroep maakte meer gebruik van Wmo-begeleiding. De begeleidingsgroep en de groep met meer bijverdienmogelijkheden lieten een stijging zien in Wmo-dagbesteding. Meer Wmo-gebruik betekent hogere kosten, maar kan tegelijk maatschappelijke baten opleveren, die uiteindelijk bijdragen aan participatie in de samenleving. Zie de figuur hieronder.

Impact: dienstverlening aangepast en lessen voor toekomstige experimenten

Sommige experimenteergemeenten hebben hun dienstverlening aangepast op basis van de bevindingen. Daarnaast zijn er methodologische lessen te trekken voor toekomstige beleidsexperimenten:

  • er zijn grotere aantallen deelnemers aan een experiment nodig, om duidelijkere uitspraken te kunnen doen over effecten
  • door minder interventies tegelijk te testen worden de aantallen groter en wordt de uitvoering makkelijker
  • door experimenten op verschillende plekken zo uniform mogelijk te houden, kunnen data worden gebundeld en gezamenlijk worden geanalyseerd, en dat maakt de resultaten bruikbaarder
  • bij een goede vergelijkbaarheid van de controle- en interventiegroepen voor de start van het experiment, kan het oorzakelijke verband tussen de interventie en het effect beter worden vastgesteld
Figuur: Inzichten na bijstandsexperimenten

Afbeeldingen

X (voorheen Twitter)

Bekijk ook

Cookie-instellingen