Op donderdag 2 februari organiseerde de EUR, WRR en Gemeente Rotterdam de conferentie Gedragswetenschap en beleid: de volgende stap. Een heel relevant onderwerp, zeker voor het Behaviour Insights Netwerk Nederland. Waar staan we nu? Welke volgende stappen kunnen we zetten zodat gedragskennis wordt meegenomen in beleid en uitvoering? We vragen dit jaar enkele wetenschappers om hun visie op de toekomst. Ditmaal is dat Denise de Ridder, hoogleraar psychologie aan de Universiteit Utrecht, directeur van het Self-Regulation Lab en coördinator van het multidisciplinaire platform Behavior & Institutions.
Nudges zijn in de afgelopen jaren leidend geweest in het denken over de verbinding tussen gedragswetenschap en overheid. En ik denk dat, ondanks alle terechte kritiek, nudging nog steeds een belangrijk concept is in de relatie tussen overheid en gedrag van burgers. Maar dan heb ik het niet zozeer over nudges als psychologisch concept maar als beleidsinstrument.
In weerwil van wat veel mensen denken, is nudging helemaal geen psychologische techniek maar een politiek-bestuurskundig begrip dat verwijst naar de middenpositie tussen paternalisme en liberalisme – het befaamde ‘soft paternalisme’ dus. Dat lijkt me nog steeds een goed vertrekpunt voor de overheid – soms moet je burgers volledige keuzevrijheid geven en andere keren wat meer bij de hand nemen maar in de meeste gevallen moet je als overheid duidelijk aangeven wat je van mensen verwacht en ze daarbij ruimte bieden om keuzes te maken die daarbij passen. En daarbij komen gedragsinzichten goed van pas.
Achteraf ben ik niet zo blij met de ondertitel van ons boek want oplossingen zijn helaas niet altijd makkelijk en zeker niet als we daarbij denken aan de simpele nudges waarvan beleidsmakers zich graag bedienen. Als ik denk aan een van de meest complexe beleidsvraagstukken van deze tijd, burgers meenemen in de duurzaamheidstransitie, is het hoog tijd om soft paternalisme een nieuwe impuls te geven.
Een van de lastige aspecten van nudges, zoals ze nu gebruikt worden, is dat ze burgers als individu aanspreken. Bij de duurzaamheidstransitie loop je daarmee het risico dat mensen afhaken, omdat ze denken dat hun bijdrage futiel is – of dat ze enorme weerstand ontwikkelen tegen het opgelegde gedrag. Een betere manier is om mensen aan te spreken als groep – een wijk, een wooncomplex of een andere vorm van een collectief. Daarmee geef je mensen verantwoordelijkheid om samen na te denken hoe ze invulling willen geven aan overheidsbeleid in hun eigen situatie.
Op het gebied van duurzaamheid zijn er allerlei collectieven bezig en minister Jetten heeft ook aangegeven meer te willen gaan experimenteren met burgerraden. Dat is goed nieuws, al gaat het bij burgerraden meer om een vertegenwoordiging van burgers dan dat mensen daadwerkelijk samen iets doen. Psychologisch onderzoek laat zien dat als je mensen zelf concreet aan een gezamenlijke taak laat werken, ze meer betrokken zijn en betere oplossingen bedenken. Maar dan moet je als overheid wel een duidelijke visie neerzetten die mensen inspireert.
Ik denk dat de coronacrisis ons wat dat betreft belangrijke lessen heeft geleerd. Ondanks het feit dat groepen burgers en ondernemers hard bezig waren om op creatieve wijze invulling te geven aan de anderhalvemetersamenleving – mooi opgetekend door Carla Kolner van het RIVM in de publicatie Hoe speelden organisaties, netwerken en gemeenschappen in op coronamaatregelen – is er weinig naar hen geluisterd en kregen ze ook weinig ruimte om te experimenteren. Dat kan echt veel beter.
We moeten snel af van dat achterhaalde idee dat mensen ‘beperkt rationeel’ zijn. Klaas Dijkhof vertelde ooit bij presentatie van het WRR rapport Weten is nog geen doen dat hij die dikke pil van Daniel Kahneman Thinking fast and slow twee keer gelezen had, maar ik denk dat het hoog tijd is dat politici andere boeken op hun nachtkastje leggen.
The entrepreneurial state van econoom Mariana Mazzucato bijvoorbeeld waarin ze de mythe weerlegt dat de overheid innovatie aan de private sector moet overlaten. Ze betoogt dat de overheid juist de leiding moet nemen en zogeheten ecosystemen van ondernemingen, burgers en lokale overheden moet inspireren om zelf het heft in handen te nemen. In dat perspectief passen ook heel goed nieuwe gedragsinzichten die gaan over hoe samen werken aan een gemeenschappelijk doel het gedrag van mensen op een positieve manier beïnvloedt.
Ik denk meteen aan Rick van Baaren, hoogleraar aan de Radboud Universiteit Nijmegen en partner in het bedrijf Behavior Change Academy. Mijn vraag aan hem zou zijn: Je richt je vooral op onbewuste processen in gedragsverandering in adviezen aan beleidsmakers. Wat zijn de implicaties van de focus op het onbewuste voor de legitimiteit van gedragsveranderingsinzichten in beleid?
Deze website maakt gebruik van cookies. Lees meer over cookies in onze cookieverklaring.
Deze cookies verzamelen nooit persoonsgegevens en zijn noodzakelijk voor het functioneren van de website.
Deze cookies verzamelen gegevens zodat we inzicht krijgen in het gebruik en deze website verder kunnen verbeteren.
Deze cookies zijn van aanbieders van externe content op deze website. Denk aan film, marketing- en/of tracking cookies.